Geschiedenis spoorwegen |
Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van kopie, op digitale of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van auteur en/of webmaster. |
Wachterswoning 18 aan de Lepelstraat |
Volgens het bestek 396 van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS) werd in 1885 in West-Brabant een groot aantal wachterswoningen gebouwd. De onderkomens die de AR (vanaf 1864 opererend als GCB) in 1854-1855 voor de wachters langs haar hoofdlijn Antwerpen - Roosendaal - Moerdijk met een zijtak van Roosendaal naar Breda had laten bouwen, voldeden na de overname door de Staat der Nederlanden absoluut niet aan minimale eisen. Enkele nieuwe woningen hielden het met wat aanpassingen meer dan een eeuw uit. Een van deze was wachterswoning 18 aan de Lepelstraat, schuin tegenover de in 1907 in gebruik genomen locomotievenloods met werkplaats en werkmeesterswoning van de SS. |
Tot ongeveer 1887 droeg wachterswoning 18 nog het nummer 21. Als uitvloeisel van wetgeving ter beperking van de arbeidstijden moesten de spoorwegmaatschappijen vanaf 1901 losse invalkrachten aanstellen. Zij kwamen op gezette tijden de vaste wachter van dienst aflossen. Deze mannen kon je natuurlijk maar moeilijk bij het huisgezin van de wachter in huis laten, zodat een aparte wachtpost nodig was. Aldus kreeg wachterswoning 18 (km 21,495 Zlw-Esn) bij de overweg (km 21,515 Zlw-Esn) een apart stenen hokje (km 21,505 Zlw-Esn) als schuilgelegenheid (a) voor de dienstdoende wachter. De afmetingen hiervan bedroegen 2,5 x 3,5 meter. |
Na de omlegging van de sporen naar en van Lage Zwaluwe (in de nacht van 3 op 4 november 1907), als gevolg van de nieuwbouw van het Roosendaalse stationscomplex, bleef wachterswoning 18 op haar plaats staan. Maar al gauw, in 1909, verhuisde de wachtpost naar een nieuw plekje (km 21,529 Zlw-Esn) in de Lepelstraat (b). Op de tekening zien we ten zuiden van de oude overweg de werkmeesterswoning uit 1907 en ten noorden van wachterswoning 18 een arbeidershuisje dat het ook nog tot in de jaren tachtig zou uithouden. |
Op 3 augustus 1975 zag er alles ter plekke nog precies uit, zoals in 1907. Vanaf de Gastelseweg gezien rijst de locomotievenloods met een hoogte van 16 meter boven alles uit. Ervoor (links) staat de dienstwoning van de werkmeester van de SS, later depotchef genoemd. Rechts staat wachterswoning 18. Tot in de nacht van 3 op 4 november 1907 lagen de sporen van en naar Lage Zwaluwe ongeveer vanaf linksvoor naar rechtsachter op de foto, pal in het verlengde van de huidige Bosstraat (het toenmalige spoorwegtracé) en precies voorlangs wachterswoning 18. |
Overigens bevond de wachterswoning zich al lang niet meer in de toestand van 1885. De nieuwbouw was uitgevoerd met de afmetingen van 7,1 x 3,95 meter voor het hoofdgebouw en 4,0 x 2,6 meter voor de aanbouw. Het bestek 396 SS werd aanbesteed op 23 september 1884. De gereedmelding dateert van 12 februari 1886.
Vanwege het grote kindertal van de wachter werd de woning in juni 1898 verhoogd (tot 5,6 meter) en gewijzigd, zodat er slaapkamertjes ontstonden. Voordien was het kleine zoldertje hier amper of niet voor geschikt. Op de foto is de verhoging goed te zien aan de onjuiste verhoudingen tussen dak en raamkozijnen. Voordien begon het dak al juist boven deze kozijnen.
|
Rond 1923 verviel de bewaking van de overweg. De woning bleef echter wel in gebruik. In de jaren twintig zat het spoorwegbedrijf (dat inmiddels opereerde onder de naam Nederlandsche Spoorwegen of NS) zelfs flink verlegen om huisvestingsmogelijkheden, want de tractiedepots van Lage Zwaluwe en Breda werden opgeheven en het personeel overgeplaatst naar Roosendaal. Vanaf 1927 stond er op het spoorwegemplacement een flink aantal houten noodwoningen om hen op te vangen. Tenslotte werd de voormalige wachterswoning in september 1930 inwendig verbouwd. |
Bij akte van 26 september 1952 werd de woning met als adres Lepelstraat 4 en liggend op een stuk grond van 655 m2 voor 1800 gulden verkocht aan Marinus van Ginneken, wegwerker bij NS. Hij was geboren op 28 oktober 1905 en zou er met zijn vrouw Johanna Vergouwen tot vrijwel het einde van hun leven blijven wonen. Overigens kon Marinus in 1952 nog niet meteen in de woning. Eerst moest huurder De Klerk nog zijn biezen pakken. Hij huurde de woning van de NS voor fl. 17,30 per maand inclusief water. De foto dateert van 3 augustus 1975 en is gemaakt vanaf de kruising hoek Lepelstraat / Bosstraat. Links zien we een kleine bergplaats en een ander (arbeiders)huisje staan. |
In afwachting van de nieuwe grintwasinstallatie, elders op Borchwerf, werd in de jaren 1981-1984 oud ballastgrint tijdelijk opgeslagen op een stuk weiland aan de Lepelstraat ter hoogte van wachterswoning 18. Op 31 juli 1982 ontstond deze foto, gemaakt vanaf de inmiddels al vele meters hoge bult. Te zien zijn het al jaren leegstaande (arbeiders)huisje, wachterswoning 18, de (voormalige) woning van de depotchef en de (voormalige) wagenwerkplaats, waarin op dat moment garantiewerkzaamheden aan nieuwe treinstellen plaatsvinden.
|
Het arbeidershuisje (rechts in beeld) was eigendom van arbeider Gerardus Cornelis Verstraten, geboren op 28 juni 1886 te Rucphen en op 24 april 1911 gehuwd met Dymphna Meesters. Het echtpaar kreeg in de jaren 1912-1930 twaalf kinderen. Hij had het huisje met als adres Lepelstraat 6 en een lapje grond van 950 m2 bij een openbare verkoop op 14 december 1925 voor 1700 gulden op de kop getikt. Na het overlijden van Gerardus op 22 december 1943 en later ook Dymphna kwam het onroerend goed in een onverdeelde boedel (1 x 13/384, 10 x 29/384 en 1 x 81/384 deel) terecht. Aanvankelijk woonden er nog enkele kinderen. Na hun vertrek viel het huisje ten prooi aan vandalisme, totdat de gemeente het rond 1980 verwierf. In 1983 sneuvelde het al jaren leegstaande (arbeiders)huisje. |
In de situatie van wachterswoning is op 3 december 1983 nog niets gewijzigd. Inmiddels werd de bult oud ballastgrint afgegraven en elders verwerkt. |
Vooraanzicht (zuidoostzijde) van wachterswoning 18. |
Gezicht vanaf de Lepelstraat op de noordwestzijde van wachterswoning 18, 10 juni 1984. Links is de achtergevel. |
Achteraanzicht (noordwestzijde) van wachterswoning 18. |
Gezicht vanaf de Lepelstraat op de noordwestzijde van wachterswoning 18, 10 mei 1987. Links is de achtergevel. |
Zijaanzicht (noordoostzijde) van wachterswoning 18. |
Gezicht op de noordoostzijde van wachterswoning 18, 19 mei 1987. Rechts is de achtergevel. Het raam rechts achter de struik is een latere wijziging ten opzichte van de tekening. |
Plattegrond gelijkvloers van wachterswoning 18. |
Plattegrond zolderverdieping van wachterswoning 18. |
Gezicht op de noordoostzijde van wachterswoning 18, 19 mei 1987. Links is de voorgevel. Het raam rechts is een latere wijziging ten opzichte van de tekening. |
Gezicht op de voorgevel (zuidoostzijde) van wachterswoning 18, 19 mei 1987. De woning met als adres Lepelstraat 4 stond toen al leeg en werd kort na de bouwvakantie in augustus/september 1987 afgebroken. |
Literatuur |
* Broos, M.C.J., Wouw en de Spoorwegen (6), Gebouwen langs de lijn – wachterswoningen en wachtposten, in: tijdschrift heemkundekring 'De Vierschaer', 1987-03, blz. 72-86. * Broos, M.C.J., Wouw en de Spoorwegen (9), Lager personeel – stationspersoneel, wachters en wegwerkers, in: tijdschrift heemkundekring 'De Vierschaer', 1988-02, blz. 73-82. * Broos, M.C.J., Heen en weer, verkeer en vervoer in en om de gemeente, in: Tussen Baarlebosch en Halderberge, Twee eeuwen gemeente Oudenbosch, 1796-1996. Oudenbosch, 1996, blz. 60-84. * Broos, M.C.J., Nispen en ‘het spoor’, in: jaarboek 6 van de heemkundekring 'De Heerlijckheijd Nispen', 1998, blz. 49-75. * Broos, M.C.J., Uit het leven van de bewoners van wachterswoning 23, in: tijdschrift 'De Vrijheijt van Rosendale', tijdschrift heemkundekring De Vrijheijt van Rosendale, nr. 34 (1999), blz. 18-30. * Broos, Marius, De spoorweghalte Hoeven, in: jaarboek 19 heemkundekring 'De Honderd Hoeven', 2003, blz. 165-195. * Broos, Marius, Uit het leven van de spoorwegwachters op het Gors, in: jaarboek 22 heemkundekring 'De Honderd Hoeven', 2006, blz. 171-186. * Eeftens, S., Boemelen over ’s-Princenland, Geschiedenis der spoorwegen in Princenhage en Prinsenbeek. Prinsenbeek, 1987. |